
8. Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden zijn woorden die naar iets wijzen, zoals dezen en die. Ze worden vooral gebruikt in combinatie met een zelfstandig naamwoord, zoals in dezen droom en die tafel, maar kunnen ook zelfstandig gebruikt worden, zoals in den deze.
We onderscheiden in beide gevallen twee soorten aanwijzende voornaamwoorden: degene die wijzen naar iets dat dichtbij is, en degene die wijzen naar iets dat veraf is.
8.1 Dichtbij
Net als bij lidwoorden hangt de vorm van het aanwijzend voornaamwoord af van het geslacht en het aantal van het woord waar we naar verwijzen.
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
enkelvoud | deze[n] | dez(e) | dees / dit |
meervoud | dez(e) |
In het mannelijk enkelvoud zien we, zoals bij alle verbogen woorden, de mannelijke uitgang -e[n], die enkel uitgesproken en geschreven wordt wanneer het volgende woord begint met een b, d, h, t of klinker.
- dezen boot, dezen dag, dezen toren, dezen oorlog
- deze vent, deze kant, deze man
De vorm voor het vrouwelijk enkelvoud en alle meervouden heeft de zwakke uitgang -(e). De eind-e valt dus weg wanneer het volgende woord met een klinker begint. De vorm die we dan overhouden is deez', maar voor het gemak zullen we dees schrijven.
- (v) deze vrouw, deze week, deze tafel
- (v) dees organisatie, dees oefening
- (mv) deze mensen, deze paarden
- (mv) dees apen, dees aantallen
Voor het onzijdig enkelvoud worden twee vormen gebruikt. De vorm dees is regelmatiger en wordt in vele Vlaamse streektalen gebruikt. Hij wordt echter als dialectisch aangevoeld en vaak vermeden ten voordele van het Nederlandse dit.
- dees peerd, dees kind, dees manneke
- dit peerd, dit kind, dit manneke
8.2 Veraf
Om te verwijzen naar iets dat veraf worden volgende vormen gebruikt:
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
enkelvoud | diene[n] / diej[n] | die | da[d] |
meervoud | die |
In het mannelijk enkelvoud komen twee vormen voor.
- De vorm diene[n] is analoog aan deze[n]:
- dienen boot, dienen dag, dienen toren, dienen oorlog
- diene vent, diene kant, diene man
- De vorm diej[n] is een zeer bijzonder geval. Ten eerste bevat hij de tweeklank "ie-met-naslag" die in vele Vlaamse streektalen courant is maar in het algemene taalgebruik enkel in dit ene woord voorkomt. We noteren deze tweeklank hier als iej, maar hij wordt ook veel genoteerd als ieje, ië of ieë. De tweede bijzonderheid is dat dit woord de eind-n van de mannelijke uitgang -e[n] heeft maar niet de doffe e - die is samengesmolten met de lange ie in de tweeklank.
- diejn boot, diejn dag, diejn toren, diejn oorlog
- diej vent, diej kant, diej man
De vorm voor het vrouwelijk enkelvoud en alle meervouden is altijd die, net als in het Nederlands.
- (v) die vrouw, die tafel, \die oefening
- (mv) die mensen, die apen
Voor het onzijdig enkelvoud wordt het woord da[d] gebruikt, dat in alle betekenissen het equivalent is van het Nederlandse "dat". Ook hier heeft dit woord de uitgang -[d] met zijn bijzondere eigenschappen die eerder besproken werden.
- da kind, da peerd
- da' vogeltsje [da-Foogëltsjë], da' geraamte [da-CHëraamtë]
- dad apeke, dad huis [daD-uis]
8.3 Zelfstandig gebruikt
Aanwijzende voornaamwoorden kunnen ook zelfstandig gebruikt worden. Dit wil zeggen dat hetgene waar ze naar verwijzen niet meer gespecifiëerd wordt, zoals in diejn is zot en dees is genoeg.
Uniek aan het Vlaamse taalgebruik is dat men de zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden kan laten voorafgaan door een lidwoord, zoals in den dezen is de grootste. Dit vergroot de nadruk van de verwijzing en is vooral courant bij de dichtbij-verwijzingen.
De zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden hebben volgende vormen:
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
enkelvoud | (den) deze(n) | (de) dez(e) | (het) dees / dit |
meervoud | (de) dez(e) |
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
enkelvoud | (den) diene(n) (den) diej(n) |
(de) die | da[d] |
meervoud | (de) die |
Het enige verschil met de gewone aanwijzende voornaamwoorden is dat het mannelijk enkelvoud nu een de sterke uitgang -(n) krijgt i.p.v. een mannelijke uitgang -[n]. De eind-n wordt dus enkel nog toegevoegd vóór een klinker of een stille h.
In het onzijdig enkelvoud krijgen dit en da[d] nooit een lidwoord. Ook voor dees is het eerder uitzonderlijk.
Voorbeelden:
- mannelijk:
- den dezen is den beste - ik vind den deze beter
- dienen is zeker zot - diej zie' der ni uit - diejn is al lang thuis
- ik wil den diene - als den diej meedoe doen ekik ni mee - den diejn ook!
- vrouwelijk:
- ik zal ekik et aan de deze vragen
- die kan goe koken
- vraag et is aan de die
- onzijdig:
- dad is den beste
- als dees ni past pak ik et dees
